Buren (1960)

"Wie is dat nu weer?" vroeg mijn dochtertje, toen ik groette.
"Schat, dat is een mevrouw die al drie jaar tegenover je woont," zei ik. Er was geen enkele reden te bedenken, waarom zij deze overbuurvrouw niet zou kennen. Ze draagt een goede bril, en ze heeft haar kamertje aan de voorkant van het huis. Alleen: zij is een kind van deze tijd. En deze tijd trekt zich van buren niets meer aan. Niets? Gesprekken handelen dikwijls over de buren. Let u maar eens op. De auto van de buurman is hinderlijk. De televisiemast van de buren staat tegen een verkeerde schoorsteen. Buren zijn voor de buurt interessant, als er een verhuisauto voor de deur staat, om in- of uit te laden.

Hoezeer buren elkaar beïnvloeden, bewijzen de donker behangen schoorsteenmantels in flats, de schuine doeken met de koperen hagedis en het tuitlampje. En het is toch typisch, dat televisiemasten altijd bij bosjes volkomen. Net paddenstoelen. Dat zie je het leukst vanuit de trein, als je de buitenwijken van de steden passeert. Maar overigens zijn buren iets van vroeger. En het spreekwoord "een goede buur is beter dan een verre vriend" is lang geleden ontstaan.

"Nu ja," zegt u, "buren... Dat is meet iets voor het platteland. Daar, waar het leven in een kalmer tempo geleefd wordt dan in de steden. Waar je misschien generaties lang naast elkander woont." Maar vergist u zich niet. Ook op het platteland wonen generaties naast elkaar, zonder ooit in elkanders kamer te komen. Jaren geleden vierden wij in een Gronings dorp de oogstdankdag in de kerk. Een jonge vrouw wilde ook wel iets bezorgen bij een zieke. Zij kreeg een bakje vruchten en wat bloemen mee voor haar achterbuur. En hoewel ze zeker twintig jaar in het huis woonde, en de achterbuurman in het zijn er nog langer, had zij zelfs zijn naam nog nooit gehoord! Buren?

Spreekt u toevallig eens over buren, als u op visite bent. Buren zijn in de meeste gevallen de lui waar je last van hebt. Vraag het aan de mensen die een flat hebben betrokken. Vraag het aan uw vrienden die in de dubbele villa wonen, twee huizen onder een dak. Buren zijn mensen, waar altijd sterke verhalen over verteld worden. En toch zit deze verhouding met de buren in het algemeen, dit langs elkaar heen leven, veel mensen dwars.

Men vraagt zich af: het kon toch zo anders. Zoveel prettiger, zoveel menselijker. Je had best een van de buurkinderen te logeren willen hebben, toen de buurvrouw naar het ziekenhuis moest. Als je het maar geweten had! Je had met alle plezier voor een kop koffie willen zorgen, toen ze aan het verhuizen waren. Als ze het maar gevraagd hadden!

Je herinnert je buren van vroeger. Hoe gezellig gingen je ouders met de buren om! Zelf herinner ik mij, hoe voor de zilveren bruiloft van onze buren, niet mijn ouders werden uitgenodigd - zo intiem was de verhouding weer niet, maar wel onze stoelen. Alle stoelen die bij het diner konden dienen, werden geleend. En met die stoelen ging een gedicht mee, dat vader maakte. Toen tijdens het feestmaal bij onze buren (ook toen waren er gehorige huizen) een enthousiast gejuich opging, wisten wij: nu lezen ze het vers van de stoel!

Er was een buurvrouw, die geregeld het sleuteltje van haar naaimachine onder de kap liet liggen. Als ze de machine dan weer gebruiken moest, leende ze het sleuteltje van moeders machine. Je zei elkaar goedendag, voor je met vakantie ging. Je toonde belangstelling, als er iemand ziek was, en al was je dan geen vrienden, "goede buren" was je toch wel. Een dergelijke verhouding is tegenwoordig een uitzondering. Komt het, omdat men in de flats te dicht op elkaar zit? Dat men angstvallig het eigen terrein af wenst te bakenen?

Of zijn we zo doodsbenauwd geworden om iets te vragen? Gewoonlijk is het veel moeilijker een gunst te vragen, om een dienst te verzoeken, dan hulp aan te bieden. En zo kan het gebeuren, dat tussen louter goedwillende, aardige mensen, een paar oudere vrouwen doodeenvoudig omkomen. Zoals enkele jaren geleden gebeurd is. Ze hadden nooit om hulp gevraagd. Ze hadden zich altijd, ten koste van enorme inspanning misschien, zelf gered. En niemand miste hen. Als hun buurvrouw hen groette, vroeg haar kind misschien ook: "Wie is dat nu weer?"

Laten we dankbaar zijn voor buren, die ons iets durven vragen. Die zeggen: "Neem alsjeblieft even een bloemkool voor me," of: "mag ik telefoneren naar de dokter?"
Het komt tegenwoordig nogal eens voor, dat mijn kinderen tegen mensen aan de telefoon of tegen bezoekers zeggen: "Wacht u even, moeder is bij de buren..." Wij hebben een ernstig zieke buurman. En deze mensen durfden te vragen en bleken op ons te rekenen. Het is prettig, om te weten dat je buren hebt. Elke avond, als wij onze post wegbrengen en de bond uitlaten, fluiten we even voor het huis van de buren. Een seintje: "Is alles in orde?"

"Zoiets kun je van onze buren nooit verwachten," zegt u misschien. Maar zeg eens eerlijk, heeft u hun ooit iets gevraagd?

Dora van der Meiden-Coolsma